Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], Obed-edom nu, met [59]hunlieder [60]broederen, waren acht en zestig; en [hij stelde] Obed-edom, den zoon van [61]Jeduthun, en Hosa, tot poortiers; 59. Te weten, van hem en Hosa, waarvan in het vervolg. 60. Dat is, bloedverwanten, nakomelingen. 61. Anders, Jeduthun.